Trefwoorden: familie, opvoeding, verlangen, muziektheater, sprookje, absurdisme
Thema: Opgroeien
Genre:
Jeugdtheater
Synopsis:
“Winterslaap” is een modern sprookje over een meisje (Jaap) dat met haar ouders in een hol woont. Uit angst voor de buitenwereld willen de ouders er nooit meer weg dus ze doen er alles aan om Jaap klein te houden. Dat lukt aardig totdat Jaap een vermoeden krijgt dat er buiten nog een heel ander leven is.
Samenvatting:
Lang geleden, maar ook weer niet zo lang, leefde er een kind. Het had alles wat je je niet wensen zou en nog veel meer. Jaap woont al jaren met haar tiranniserende moeder en haar zachtmoedige vader in een hol in de grond. Zij slapen gedurende de hele winter en Jaap waakt over hen met slechts een wandelende tak als kameraad. Ze is alles wat ik heb, zegt moeder tegen vader. We moeten zorgen dat ze nooit weggaat. Als ze maar niet te snel groot wordt, dan lukt het wel. Maar Jaap groeit als peen bij volle maan in mei, daarom leggen ze haar een rantsoen op: 1 kakkerlak per dag. Jaap komt in opstand en weigert nog langer te spreken. Als haar ouders slapen, gebeuren er mysterieuze dingen met Jaap. Ze komt een meisje tegen dat haar een appel geeft en vertelt over bomen en blauwe lucht buiten. Als Jaap de appel eet, begint ze enorm te groeien en realiseert zij zich wat het betekent om een meisje te zijn. Het verlangen om naar buiten te gaan, wordt zo sterk, dat ze besluit om te vertrekken. Waar is de deur? vraagt ze aan haar ouders. Er is geen deur. Er is nooit een geweest. Ze ontmoet een rare man die de zon in zijn zak draagt en die haar een schep geeft. Jaap begint als een bezetene te graven om een weg naar buiten te vinden. Na dagen achtereen gegraven te hebben, komt ze echter weer uit bij haar ouders. Ze is zeer teleurgesteld, ze schikt zich in haar lot en valt in slaap. Maar dan bekennen haar ouders haar dat zij gelogen hebben. Ze biechten op dat er wel een deur is. Jaap gaat naar buiten, waar de bomen zijn. Ze laat de deur op een kier.
Fragment:
PERSONAGES:VADER
MOEDER
JAAP (de dochter van ongeveer 11 jaar)
HET MEISJE
DE MAN
DE VERTELLER
(De oorspronkelijke bezetting bestond uit twee aktrices en één akteur. De rollen van het meisje, de man, en de verteller waren dubbelrollen.)
HET STUK SPEELT ZICH AF IN EEN HOL. HET IS EEN AFGESLOTEN, DONKERE RUIMTE. DE DEUR BEVINDT ZICH (ONZICHTBAAR) ONDER OF ACHTER HET BED VAN DE OUDERS. HET BED STAAT RECHTOP.
AAN JAAP IS NIET DUIDELIJK TE ZIEN OF HET EEN JONGEN OF EEN MEISJE IS. ER IS NIET VEEL IN HET HOL, MAAR ZE HEEFT ÉÉN GROTE VRIEND: BRONCHITUS, DE WANDELENDE TAK.
DE MUZIEK-AANDUIDINGEN IN DE TEKST VERWIJZEN NAAR DE GELIJKNA¬MIGE GEDEELTEN IN DE PARTITUUR EN/OF OP DE ORKESTBAND
SCENE 1
VERTELLER:LANG GELEDEN, MAAR OOK WEER NIET ZO LANG, LEEF¬DE ER EEN, HOE ZAL IK HET NOE¬MEN, EEN KIND. HET HAD ALLES WAT JE JE NIET WENSEN ZOU EN NOG VEEL MEER.
(Op het toneel wordt een ondefinieerbaar hoopje zichtbaar dat af en toe heel weinig beweegt. Vader en moeder liggen in bed.)
MUZIEK: OPENING
va.+ mo.:(zingen)oooooo nachthemd
je bent een prachthemd
met je roesjes, je randjes
en je koddige kantjes
je bent voor mij bestemd
dag nachthemd
zo'n zacht hemd
dag nachthemd
moeder:Slapen we nog?
vader:Als een blok.
moeder:Heerlijk hè.
vader:Niks in je hoofd.
moeder:Niks aan de hand. In bed gebeuren toch de beste dingen.
Hoe laat is het?
vader:November.
moeder:November? Is het pas november? Kunnen we nog vier maanden blijven
liggen.
vader:Lieverd, winters zijn eindeloos. Ons kan niks gebeuren.
moeder:Niks?
vader:Niks?
moeder:Waar is Jaap?
vader:Waar is Jaap?
moeder:Ik zie Jaap niet.
vader:Ik zie Jaap niet.
Hij moet er zijn.
moeder:Ze moet er zijn.
vader:Wat moeten we doen?
va + mo:Help help, ze zien ons.
Jaap:Waar is Jaap, waar is Jaap.
Ik zie Jaap niet, ik zie Jaap niet.
Hij moet er zijn, ze moet er zijn.
Wat moeten we doen? Help help, ze zien ons.
vader:Godzijdank. Hij is er nog.
moeder:Natuurlijk is ze er nog.
Heb je ooit zo'n lelijk kind gezien?
vader:Toen ik klein was, had ik wratten.
moeder:En dat vertel je nu pas?
vader:Maar ze zijn weg.
moeder:Ze komen terug.
vader:Ze komen terug?
moeder:Wratten komen altijd terug.
Ze achtervolgen je.
vader:Ze zaten op mijn neus en op mijn oren.
moeder:Waar zullen ze dan wel niet zitten als ze te¬rug¬komen?
vader:Ik geloof dat ik al wat voel.
moeder:Op mij natuurlijk. Ze komen op mij terug.
vader:MIjn god, ze zijn gek.
moeder:En niet te vertrouwen.
vader:In de zomer worden we wakker
moeder:en dan zitten ze overal.
vader:Op mijn buik.
moeder:En op mijn billen.
vader:En wat moeten we dan?
moeder:En wat moeten we dan?
vader:En wat moeten we .....
Jaap:Je moet wratten wegwrijven met een verse aard¬appelschil.
moeder:Schat, kom in mijn armen.
VERTELLER:DE OUDERS WAREN ERG GELUKKIG MET JAAP.
moeder:Kind,
VERTELLER:ZEI MOEDER ALTIJD,
moeder:we zouden je nooit zomaar alleen laten.
vader:Nee, nooit.
moeder:Nee Jaap, je bent ons dekbed.
VERTELLER:EN JAAP WAS ERG GELUKKIG MET HAAR, ZIJN OUDERS. AF EN TOE ALS VADER EN MOEDER NOG WAKKER WAREN, VERTELDEN ZE JAAP OVER VROEGER. DIE LUISTERDE HEEL STIL EN BRONCHITUS WERD DAN ALTIJD ROOD VAN DE OPWINDING. WANDELENDE TAKKEN ZEGGEN NIET VEEL, MAAR ZE HEBBEN ERG GOEDE OREN.
vader:Kijk Jaap, het zit zo. Vroeger waren je moeder
moeder:en ik
vader:helemaal niet gelukkig.
moeder:Helemaal niet.
vader:Dus we verhuisden.
moeder:Want dat doe je als je niet gelukkig bent.
vader:En toen kwamen we hier,
moeder:en toen kregen we jou,
vader:om voor ons te zorgen.
moeder:En toen waren we weer heel gelukkig.
vader:Einde.
moeder:Verrukkelijk, kom hier. (omhelzing)
VERTELLER:HET WAS EEN GOED HOL. JAAP WAS ER GEBOREN EN HIJ, ZE KENDE HET DOOR EN DOOR. MAAR VADER EN MOEDER ZEIDEN DAT ER VAN ALLE KANTEN GEVAAR DREIGDE. ALTIJD.
moeder:Jaap, je vader
vader:en ik
moeder:houden verschrikkelijk veel van je en daarom krijg je van ons
vader:een wekker.
moeder:Dank je wel papa.
Jaap:Dank je wel papa.
vader:Nee, geen dank. Het is niks.
moeder:We hebben hem gevonden.
vader:Hij was van ons.
moeder:En nu is hij voor jou.
Dan weten we tenminste zeker dat jij wakker blijft en wij niet.
vader:En als dat goed gaat, dan stoppen we met de winterslaap.
moeder:Ja, dat is dan niet meer nodig.
vader:Nee, dan blijven we lekker het hele jaar in bed.
moeder:Truste Jaap.
vader:Welterusten.