Trefwoorden: gezin, vakantie, humor, waanzin, thriller
Thema: Gezin
Genre:
Tragikomedie
Synopsis:
Vader, moeder, uit huis wonende dochter en gestoorde zoon, gaan net als vroeger weer eens met het hele gezin, met de caravan naar Frankrijk. Maar de vakantiedruk is iets te groot voor dit gezin. De gekke zoon graaft een gat, de rest maakt ruzie, en plots beginnen er gezinsleden te verdwijnen.
Samenvatting:
Ook al is de dochter al enige jaren uit huis, de familie heeft toch besloten (lees: moeder) om weer eens net als vroeger met z’n allen op vakantie te gaan. Vader, moeder, de uit huis wonende dochter, en de licht gestoorde zoon, gaan net als weleer met de caravan naar Frankrijk. Zoals moeder zegt: Om de familiebanden weer eens lekker aan te halen.
De dochter denkt met de tijd meer afstand te hebben gekregen van haar familie en daarmee de geschikte persoon te zijn om te bespiegelen op dit gezin en wil haar gezinsleden graag wat van haar nieuwste inzichten mee geven. Maar al voor ze in Frankrijk zijn aangekomen, blijkt er weinig te zijn veranderd. Hoezeer de dochter ook in haar vrijheid en zelfstandigheid gelooft, ze zit al snel weer verstrikt in oude gestoorde familiepatronen en niemand zit te wachten op haar kritische blik als buitenstaander. Ze is gewoon de zeurende dochter, zoals altijd.
De hele familie gaat ervan uit dat de gestoorde zoon, wegens zuurstofgebrek bij de geboorte, nooit een zelfstandig leven zal kunnen leiden, maar tijdens deze vakantie wordt meer en meer duidelijk dat moeder de afhankelijkheid van haar zoon maar wat aangenaam vindt. Erger nog: elke ‘normale’ handeling van de zoon, wordt door moeder met harde hand afgestraft. Zolang hij maar gek is, en moeders kleine jongen, is alles in orde. Vader is al net zo afhankelijk van deze vrouw; of zeg maar liever: doodsbang voor haar.
Maar deze vakantie is iets te veel van het goede, en terwijl de dochter rebelleert, wordt de moeder strenger dan ooit. Ondertussen lijkt de zoon zo gek nog niet, en graaft gestaag aan een gat achter de caravan. Niemand neemt aanstoot aan zijn vreemde gedrag. ‘Ach, zo is ie nu eenmaal’. Maar de gestoorde zoon lijkt zowaar de beste oplossing te hebben gevonden om af te komen van de twee dominante vrouwen in zijn leven. Dochter verdwijnt, moeder verdwijnt, het gat is plots dicht en vader zegt niets.
Fragment:
Gras ging op 30 september 1999 in Première in theater Gasthuis Amsterdam Regie: Daniëlle Wagenaar Spel: Herman van Baar, Niek van der Horst, Manon Nieuweboer, Liesbeth Peters
1
HERMAN Kijk, die mensen hebben een Midas.
MANON Verrek.
HERMAN Exact zo een als wij hadden.
MANON Maar zonder dat ding voorop.
LIESBETH Was dat wel een Midas?
HERMAN Nou en of.
LIESBETH Dat haar.
MANON Weet je nog? Jeroen Dunselman?
HERMAN Zijn het Nederlanders?
LIESBETH Zie je toch.
HERMAN Kijk nou.
MANON Ah nee.
NIEK Is dat een vis?
LIESBETH‘Is dat een vis.’ ‘Is dat een vis.’ Wat denk je?
MANON Nou lekker, op van die stoeltjes.
HERMAN Ik begrijp dat niet. Dat zit toch helemaal niet prettig.
NIEK Is dat een vissenoog?
MANONHeb je het over hem of over haar?
LIESBETH Dan heb ik liever een fles hoor.
MANON Ja, wij wel.
LIESBETH Dat moeten die mensen zelf toch ook wel door hebben?
MANON Je zou verbaasd staan.
HERMAN Zij lijkt het allemaal vrij normaal te vinden.
LIESBETH Ik ben blij dat jij dat gewoon met een zeefje doet.
MANON Anders ik wel.
HERMAN Maar dat trapje is anders.
LIESBETH Waar is die Midas van ons gebleven?
MANON Ach, dat ding was zo uitgeleefd, door die honden.
NIEK Nemen wij een hond?
HERMAN Als we een hond nemen, nemen we weer een Duitse staande.
MANON Maar die gaan allemaal zo vroeg dood.
HERMAN Dus nemen we geen hond.
MANON Dat is de pest hè, van die Duitse staande’s.
HERMAN Van die teefjes dan.
MANON Die krijgen allemaal iets aan de tepels.
LIESBETH Neem je toch een mannetjeshond.
NIEK Mannetjeshond.
MANON Ik wil geen mannetje.
HERMAN Dus nemen we geen hond.
MANON Kijk nou.
LIESBETH Dat wordt vissen.
MANON Dat wordt zeker vissen.
NIEK Of takelen.
MANON Takelen! Nog beter.
HERMAN Hij kan er anders ook wat van.
MANON Ja, op z’n stoel.
LIESBETH Zeker familie van oma Schiedam.
MANON Hoezo?
LIESBETH Die schenen.
MANON Oh zo.
HERMAN Meer familie van een Duitse staande.
NIEK Zullen we het ze gaan vragen?
LIESBETH Ga je gang.
NIEK Kan je toch gewoon vragen?
LIESBETH Tuurlijk. Moet je meteen wat slavinken meenemen.
MANON Daar zouden we ze nog wel ’s een plezier mee kunnen doen ook.
NIEK Lekker slavinken eten in de Midas!
MANON Ongelooflijk.
LIESBETH Maar wel dapper.
MANON Ah kom op hé.
LIESBETH Grapje.
NIEK Het is een vogel.
LIESBETH Jezus ja.
MANON Tsss.
LIESBETH Ik kijk niet meer.
HERMAN Verbazingwekkend. Werkelijk verbazingwekkend.
MANON En waarschijnlijk vinden ze het zelf allemaal heel normaal.
HERMAN Natuurlijk. Dat vinden ze allemaal.
2
LIESBETH De rolverdeling.
MANON Ik ben jouw moeder.
LIESBETH Oh leuk.
MANON Leuk? Weinig keus, hè. Ik kan moeilijk zeggen dat het zo gepland was.
HERMAN Ben ik de vader?
MANON Dat vraag je me nu?
HERMAN Nee, even voor de duidelijkheid, ik ben dus jouw echtgenoot.
MANON Ja lieverd, we moesten wel, ik was zwanger.
LIESBETH Van Niek?
MANON Van jou.
LIESBETH Maar Niek is veel ouder dan ik.
MANON Niek is de jongste.
NIEK Niek is de jongste!
MANON Niek is de jongste.
LIESBETH Ja maar Niek –
NIEK Niek is de jongste.
MANON En we zijn op vakantie.
NIEK En het lijkt me leuk als ik af en toe een handgranaat opgraaf.
MANON En Niek is niet helemaal goed.
LIESBETH Niek is niet helemaal goed? Lekker makkelijk.
MANON En daar kan hij zelf natuurlijk helemaal niets aan doen, hè, jochie van me.
LIESBETH En waarom is Niek niet helemaal goed?
MANON Dat weten we niet, zal wel iets erfelijks zijn geweest.
HERMAN Waar is dat voor nodig, dat hij niet helemaal goed is?
MANON Ja! Als we dat zouden weten.
HERMAN Waarom wil jij niet helemaal goed zijn?
NIEK Daar kan ik niets aan doen.
LIESBETH En dat vinden wij normaal?
MANON Wij weten niet beter. Wij zijn een gezin.
LIESBETH Dat staat al vast?
MANON Ja schat, je hebt je familie niet voor het uitkiezen, wij zijn een gezin en wij zijn samen op vakantie.
LIESBETH Ja, maar ik ben al jaren uit huis, want ik ben de oudste, dus ik ben niet mee gegaan.
MANON Maar voor deze speciale gelegenheid heb je een uitzondering gemaakt en dus ben je weer, net als vroeger, met
je ouders en je kleine gekke broertje, met de caravan, in Frankrijk.
LIESBETH Speciale gelegenheid?
NIEK Gelegenheid.
MANON We gaan de familiebanden weer ’s lekker aanhalen.
NIEK Ik heb geen moeite met woorden. Ik kan erg goed woorden herhalen. Als iemand zegt: elastiekje, dan herhaal ik
zo: elastiekje. Ik heb ook geen moeite met zinnen. Ik heb absoluut geen enkele moeite met zinnen. Bijvoorbeeld:
‘De locomotief staat op de rails.’ Of zelfs een vraag: ‘Waar dient dat mesje voor?’ Ik kan verbanden leggen, tussen
verschillende dingen. Ik onderneem graag activiteiten. Ik hou van lichamelijk werk.
3
LIESBETH Dat moment. Het moment dat we aankwamen. Dertien uur in de auto gezeten. Iedereen moe. De hele weg
ruzie gehad -
MANON Ruzie?
LIESBETH Niek en ik.
NIEK Beschuldig jij mij ergens van?
MANON Liesbeth heeft het over vroeger schat.
LIESBETH Precies dat moment, als de hele vakantie nog voor ons lag, dat was het vreselijkste moment van de hele
vakantie.
MANON Dat zeg jij.
LIESBETH Maar we wisten het allemaal, alleen was ik de enige die het uitsprak, en daar kon jij niet tegen.
MANONPrecies, we waren nog niet aangekomen of jij begon al.
LIESBETH Precies zo ja.
HERMAN Hé, meiden kom op –
LIES.+ MA. Pa!
LIESBETH We hebben geen ruzie.
HERMAN Dat zei ik dan, ‘hé meiden, kom op, het is -
LIESBETH Jij was altijd al zo bang dat er ruzie kwam.
MANON En precies daarom kregen we nou echt ruzie.
HERMAN Ja, want -
LIESBETH Nee, zo ging het niet. Jij gaf ‘m de kans niet om iets te zeggen.
MANON Wat wou je zeggen schat?
HERMAN Ik vroeg me af, waar dat voor nodig is, ruzie.
LIES.+ MA. We hebben helemaal geen ruzie!
LIESBETH Wij zeggen dingen gewoon directer.
HERMAN Dat vroeg ik mij dan altijd af.
MANON Eerst maar ’s effe een bakkie koffie!
LIESBETH Dat zei je toen ook altijd!
MANON Als ik uren in een auto heb gezeten, heb ik wel zin in koffie ja.
LIESBETH Maar dat is zo leuk, die gewoontes die nooit veranderen.
NIEK Waar is mijn schep?
LIESBETH Ja, ook! Precies zo! Niek die altijd wat kwijt was!
NIEK Nu moet jij goed naar mij luisteren. Ik ben mijn schep kwijt. Ik ben alleen maar mijn schep kwijt. Dat is het enige
dat ik kwijt ben. Mijn schep. Meer niet.
MANON Ze heeft het over vroeger, schat.
NIEK Ik ben nú mijn schep kwijt. Ik wil nú weten waar mijn schep is.
MANON Achter in de auto.
LIESBETH Zoals altijd.
HERMAN Het schijnt dat er hier een –
MANON Och schatje.
LIESBETH Papa.
MANON Laten we eerst maar ‘s even koffie drinken, wie zet er koffie, ik zet dus koffie.
NIEK Jullie kunnen ophouden met zoeken. Ik heb mijn schep gevonden. Hij lag in de kofferruimte van de auto.
HERMAN Bijbels openluchtmuseum.
MANON Wat?
HERMAN Het schijnt dat er hier een bijbels openluchtmuseum is.
MANON Dat heb je in Nederland toch ook?
HERMAN Ja, maar hier dus ook.
MANON Dat heb je ook in Nederland.
HERMAN Ja, maar hier ook.
MANON Ja, maar dat heb je in Nederland toch ook?
HERMAN Ja, maar… hier ook.
MANON Wat bedoel je nou?
HERMAN Dat er hier een bijbels openluchtmuseum is.
MANON Ja, en ik zeg, dat heb je in Nederland ook.
HERMAN Ja, maar, misschien is het leuk –
MANON Ik snap het niet hoor, zeg ik nou iets raars? Dat is toch zo? Dat heb je toch in Nederland?
HERMAN Misschien is het dan leuk, om daar in Nederland een keer naar toe te gaan.
MANON Ja, maar we zijn nu hier.
HERMAN Ja.
MANON Af en toe volg ik jou echt niet.
NIEKBijbels openluchtmuseum.
HERMAN ‘In dit museum staat u oog in oog met de wereld van de bijbel.’ Dat is met echte mensen die bijbelse figuren
naspelen.
NIEK Bijvoorbeeld, met Jezus?
HERMAN Met iemand die Jezus speelt. Misschien wel ja.
NIEK En wie is dat dan?
HERMAN Gewoon, zomaar iemand.
NIEK Bijvoorbeeld, iemand zoals ik?
LIESBETH Ja hoor, gewoon iemand zoals jij.
HERMAN Misschien kunnen we morgenochtend -
MANON Dat zien we morgenvroeg wel.
LIESBETH Nee, moet je dat zien.
MANON Dat moeten die mensen toch zelf weten.
LIESBETH Tuurlijk, maar het is zo’n lullig gezicht.
NIEK Ik ben dus Jezus.
MANON Je bent een lekker jong, dat ben je.
NIEK Ik ben Jezus.
MANON Dan moet je maar ’s over het zwembad lopen.
NIEK Kut.
LIESBETH Dat zegt Jezus niet.
MANON Waar is de koffie?
NIEK Ik ga een gat graven.
MANON Niet naast de caravan.
LIESBETH Wat ga je doen?
HERMAN Graag achter de caravan, Niek.
NIEK Is er nog iemand voor wie ik een gat moet graven?
MANON Niet zo groot hè schat.
LIESBETH Waarom gaat hij een gat graven?
MANON Laat die jongen toch.
HERMAN Hé Liesbeth, dat is leuk, jij had het daarnet over die mensen hè, aan de overkant en dat je dat dan gênant
vindt, zo ken ik dus een man, dat is net zoiets, daarom moest ik eraan denken, dat is wel een leuke anekdote, en die
gaat dan naar het toilet, en als die terugkomt, vertelt hij altijd hoeveel toiletpapier hij heeft gebruikt.
NIEK Toilet.
MANON Oh, wie is dat dan? Die ken ik niet.
LIESBETH Jaja.
NIEK Wat zei je?
LIESBETH Hè?
NIEK Wat zei je?
LIESBETH Ik zei, ja ja.
NIEK Twee keer. ‘Ja ja.’ ‘Ja ja.’
LIESBETH Doet hij dat nou nog steeds?
MANON Jij hebt toch ook wel je gewoontes?
HERMAN Laat jij je haar niet meer lang groeien?
LIESBETH Ik liet mijn haar niet lang groeien.
MANON Toen je zo klein was, maakte ik altijd een knotje.
HERMAN Nu kan je geen knotje meer.
LIESBETH Ik snap sowieso niet waarom je een knotje maakt bij een kleuter.
HERMAN Het stond je maar wat leuk.
MANON Nooit meer knotjes.
HERMAN En nooit meer met je vader in bad.
LIESBETH Pa.
HERMAN Dat vond je maar wat leuk.
MANON Krijg jij nou een onderkin?
LIESBETH Ma!
MANON Iedereen-koffie-Liesbeth-wel-koffie-geen-koffie-wel-melk-geen-melk-twee-of-drie-klontjes-en-van-wie-zijn-
deze-spullen-Niek-koffie-melk-pa?
LIESBETH Ik hoef geen koffie.
MANON Geen koffie?
LIESBETH Nee.
MANON Jij hoeft geen koffie?
LIESBETH Dat zeg ik toch.
MANON Dus jij hoeft geen koffie.
LIESBETH Nee.
MANON Moet je thee?
LIESBETH Nee. Ik hoef niks.
MANON Ze hoeft niks.
HERMAN Hier, heb je wat kleingeld. Ga maar een ijsje halen.
LIESBETH Och, lieverd toch.
HERMAN De rest mag je houden.
LIESBETH Pa!
HERMAN Wil je geen ijs?
LIESBETH Je kan het toch gewoon zeggen.
HERMAN (Terzijde:) Vroeger kocht ik vaak een ijsje voor haar, als ze verdrietig was, of als ze naar de tandarts was
geweest, of zomaar omdat ze daar blij van werd, maar nu wil ze geen ijsjes meer, ze wil liever dat ik regelmatig zeg dat ik van haar hou, terwijl ik meer zin heb om ijsjes voor haar te kopen, maar zij zegt dat ik met die ijsjes bedoel, dat ik van haar hou, maar dat ik dat dus beter gewoon kan zeggen, dus wanneer ik haar nu een ijsje wil geven, dan moet ik dat niet doen, maar dan moet ik in plaats daarvan zeggen dat ik van haar hou, dus dan zeg ik: je weet toch dat ik van je hou, terwijl ik bedoel: wil je een ijsje?
LIESBETH Ik ook van jou.
HERMAN Wil jij een ijsje?
NIEK Jezus eet geen ijs.
LIESBETH Jij bent Jezus niet.
MANON Vroeger had je ‘m een mep gegeven.
LIESBETH Vroeger had ik ook een knotje.
HERMAN Vroeger ging je nog met je vader in bad.
NIEK Vroeger, na de oorlog, kon je nog wel eens een handgranaat opgraven. Of op een landmijn trappen.
LIESBETH Vroeger kon ik daar al niet tegen als je dat soort dingen zei.
MANON Zo zijn kinderen.
LIESBETH Hadden we meteen ruzie.
MANON Kinderen.
LIESBETH Ik begrijp best dat je af en toe een hekel aan ons hebt gehad.
MANON Als moeder hou je altijd van je kinderen. Ondanks alles.
LIESBETH Ook al heb ik een rottig karakter, je houdt toch van me.
MANON Nee, ik bedoel niet ondanks je karakter, ik heb het over uiterlijk.
LIESBETH Jezus wat flauw.
MANON Nee, serieus, ik vond jou bijvoorbeeld geen mooie baby.
LIESBETH Iedere moeder vindt haar baby toch mooi?
MANON Nou, nee, dat kan ik nou niet zeggen.
LIESBETH Lelijk in de luier, mooi in de sluier!
MANON En een knap kind was je zeker ook niet. Nee, dat vond ik echt. Terwijl ik vreselijk veel van je hield. Nog
steeds. Ik hou vreselijk veel van je, maar ik kan niet zeggen dat ik je mooi vind. Kan toch? (Terzijde:) Weet je, dat
zij als baby zichzelf bevredigde? Zat ze met die kleine handjes van d’r, in haar kruis te wroeten. Ongelooflijk.
LIESBETH Ma.
MANON Dat doen wel meer baby’s. Schijnt heel normaal te zijn.
LIESBETH Ja.
MANON Ik dacht dat je een jongen zou zijn.
LIESBETH Oh. Sorry!
MANON Had je Jasper geheten.
LIESBETH Zo heet de kat!
MANON Ja, nu wel.
HERMAN Hé, Liesbeth, trek ’s aan mijn vinger.
LIESBETH Ik haat het als je dat doet!
HERMAN Je weet helemaal niet wat ik ga doen!
LIESBETH Ik haat dat!
HERMAN Ik vraag alleen maar of je aan mijn vinger wil trekken.
LIESBETH Wat is er mis met mijn haar?
HERMAN Je weet helemaal niet wat er dan gebeurt!
MANON Ik vind lang haar gewoon leuker.
HERMAN Ik vraag alleen maar of je aan mijn vinger wil trekken.
MANON Jij moet ermee lopen.
LIESBETH Kan jij niet Godverdomme gewoon een keer zeggen dat mijn haar leuk zit!
HERMAN Meiden.
LIESBETH WE HEBBEN GEEN RUZIE!
MANON WIJ ZEGGEN DINGEN GEWOON DIRECTER!
LIESBETH Hoe wil jij dat ik mijn haar doe?
MANON Maakt toch niet uit, als ik er niet van hou.
LIESBETH Jawel kut! Ik wil Godverdomme dat jij mijn haar leuk vindt! Ja? Dat wil ik! Dus zeg mij nú, alsjeblieft!
Hoe ik in godsnaam mijn haar moet doen!
MANON Och kind wat zit je haar leuk! Zo goed? Kind, wat gezellig, met jou hier met je leuke haar! En dan nog iets:
ben jij van plan om de hele vakantie te verpesten?