Trefwoorden: overlastgevers, Tuigdorp, containerwoningen, asociaal gedrag, opvoedingskampen, angst, controle, verzamelaars
Thema: Een portret van 3 overlastgevers die vanwege hun wangedrag verbannen zijn naar containerwonigen aan de rand van de stad
Genre:
Drama/toneelspel, Verteltheater
© Reinout van Schie
Beschrijving:
TUIGDORP (het woord van 2011) is een drieluik over mensen die buiten de maatschappij zijn gezet. Zogenaamd Tuig wat overlast heeft veroorzaakt in hun wijk, of overtredingen heeft begaan en als straf verbannen is naar containerwoningen aan de rand van de stad. Het publiek is toeschouwer van het conflict tussen enerzijds de sociale overtuiging dat je mensen niet buiten mag sluiten en dat je hun situatie en achtergrond zou moeten begrijpen, en anderzijds het innerlijke stemmetje dat juicht als de onruststokers uit jouw straatje verdwenen zijn.
'Zo gaan die dingen' is het eerste deel van het drieluik. De tekst is geschreven voor vier personages (Els, Mo, Santhi, Jelle). Els is een doorrookte, eenzame dierenverzamelaar met COPD zonder notie van persoonlijke ruimte. Mo is het schoffie wat rechtdoor blijft lopen, ook al staat er iemand in de weg. Santhi is de 'naieve', jonge moeder van de hardekernjongere Jelle.
Zij allen zijn verbannen naar een containerwoning, samen vormen zij een nieuwe gemeenschap: Tuigdorp.
Fragment:
De container van Els. Ze wriemelt de hele tijd met een brief in haar handen. Af en toe houdt ze hem tegen een lamp, om te kijken of ze er iets doorheen kan zien.
De kleine ruimte is tot de nok toe volgestopt met spullen.Vandaag is sterfdag van haar zoon. Er staat ergens een plastic lichtje.
ELS
Ja. Zo gaan die dingen
Zo gaat dat.
Op het ene moment ben je daar – en dan zit je ineens hier.
Ja.
Ik heb COPD hè… longemfyseem.
Dat is heel erg hoor. ‘t Is hier helemaal stuk van binnen. Twee uitgelebberde ballonnen zonder rek. Gaat nooit meer over. Zo gaan die dingen.
“Meer bewegen” zegt ie.
Ben vanochtend bij de Arts geweest.
Ja.
‘t Lijkt toch alsof ie me niet gelooft.
Hij kijkt altijd zo net over me heen.
Ik had koekjes moeten halen.
Stom van mij.
Ze hadden nog gezegd; ze komen langs. Kans om je van je goede kant te laten zien. Goede kant. Hier (draait zich om) – dit is mijn goede kant! Hahaha.
Nee hoor. Van binnen bedoelen ze natuurlijk.
Dat weet ik ook wel.
Jij had wel een koekje gewild.
Zo’n mooie meid als jij, hm?
Leuke broek heb jij aan. Mooie kleur.
Ja.
Ik was onderweg naar de winkel, maar toen zag ik ze al… Van die pubers. Stuk of vijf.
Toen heb ik het maar gelaten.
Dus geen koekjes. Sorry.
Vandaag is geen goeie dag.
Geen goeie dag.
Hard kabaal: stokken tegen de container door Jelle en Mo. Els kruipt onder de tafel van angst.
Ze raakt in een hoestbui.
Is het weg? Zijn ze weg?
Duivels. Verdomde duivels.
Dat zijn het.
Ik heb ze geschreven. Aangifte en hoger beroep. Met verzoek om herplaatsing. Dit is geen omgeving voor mij.
Dat ziet toch iedereen?
En het maakt niet uit waar – overal is hetzelfde geduvel. Ze hebben het allemaal op mij gemunt.
Mijn vorige buurman jatte mijn vuilniszakken uit mijn achtertuin om ze expres een dag te vroeg aan de straat te zetten, waardoor ik telkens een boete van 60 euro kreeg!
Ja echt. Je gelooft het niet.
Nee natuurlijk niet. Niemand gelooft mij.
Zo gaat dat.
Zo gaan die dingen.
‘t is geen goeie dag.
Leuke schoenen ook. Hebben we dezelfde maat?
Nee hoor meisje. Ik zal je heus niet vragen te ruilen. Tenzij jij dat wil.
Hahaha. Tenzij jij dat wil. Wil je dat? Hahaha
Auw. Auw. Mijn rug.
Ik zit vast.
Kan iemand even helpen?
Ja?
Kun je even helpen?
(grijpt toeschouwer beet)
Haal me hier weg. Alsjeblieft, haal me hier weg. Ik zal me gedragen, ik zal netjes zijn, ik zal niet liegen, ik zal niet stelen, ik zal niet doden, ik zal iedereen eren, alsjeblieft – Onze Vader Die in de Hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd;Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede, gelijk in de Hemel als op de aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood;en vergeef ons onze schulden, zoals – Sorry. Sorry.
‘t Is die spanning.
Ja ik heb COPD hè. Het is helemaal stuk van binnen. En geen goeie dag.
…
Ik heb bezwaar aangetekend. In hoger beroep.
Dat ze dit niet kunnen maken.
Kijk ik woon prima hier. ‘t is een mooi huisje niet?
En ik voer elke dag alle duiven, en eendjes en weet ik het wat – gewoon hier in mijn achtertuin. Ik haal al het oude brood uit de containers van de supermarkt, als het donker is, en geef alle beestjes te eten! ‘t Is ook lekker rustig hier. Tot zo ver prima. (schreeuwt) Maar dat ik naast die geschifte klote Marokkaan van hiernaast moet wonen?! Die jongens moeten ze afvoeren, opsluiten en nooit meer vrij laten. Dat heb ik ze geschreven.
Sorry.
U komt hier natuurlijk niet om al mijn problemen aan te horen. U komt hier- … waarom komt u eigenlijk hier? … om te kijken.
Ja, jij kwam een koekje halen. Haha. Kom jij even bedrogen uit! Ze stonden daar – stuk of vijf – toen heb ik het maar gelaten.
Oh ja. U komt om mij van mijn goede kant te laten zien. Want dat heeft u nodig. Ja.
Nou vertrouwen in de mens gaat u hier echt niet vinden hoor.
“We zijn allemaal zondaars.”
Dat zeiden die – die nonnen vroeger altijd al. Van ‘t internaat. “We zijn allemaal zondaars.”
Met zo’n stempel op je kop, probeer dan maar eens het tegendeel te bewijzen.
Hoe is het daar nu?
Alleen maar nette mensen?